Hoe haal je het beste beeld uit je televisie? Met testbeelden en een beetje kennis van hoe je aan de instellingen sleutelt. Wij gidsen je stap voor stap door de belangrijkste instellingen.
Deze workshop is ideaal voor wie onze '8 tips voor gratis beter beeld' (klik hier) een prima start vond, maat nu echt wil begrijpen hoe je de televisie optimaal instelt.
,
Je kan natuurlijk proberen om je instellingen aan te passen op basis van je favoriete filmbeelden. Maar eigenlijk moeten we dat met klem afraden. Moet dit beeld een groene tint hebben? Of is het een fout? Moet het er zo donker uitzien? Of staat mijn helderheid gewoon te laag? Voor je het weet, corrigeer je het beeld in de foute richting. In ‘The Matrix’ hebben scenes bijvoorbeeld een groene tint als ze zich in de ‘matrix’ afspelen, in de ‘echte wereld’ hebben ze een blauwe tint.
Om dat soort problemen te vermijden gebruik je best echte testbeelden. Op de forum-site van AVS vind je testbeelden die je op een dvd of Blu-ray kan branden en afspelen op je Blu-ray-speler. Alle informatie en de testbeelden vind je hier. Opgelet, je moet wel over een Blu-ray-speler beschikken, op een dvd-speler kan je deze beelden niet gebruiken. Kies de AVCHD-versie en brand ze op een dvd, instructies daarvoor vind je ook op de bovenstaande link. Download zeker ook de ‘Pattern Manual’. Die legt je haarfijn uit waarvoor elk testpatroon dient. Wij gebruiken in deze workshop enkel de basispatronen, de rest is enkel bruikbaar als je de beschikt over de noodzakelijke meetapparatuur en software.
,
Voor je aan de slag gaat met de testbeelden kijk je de volgenden dingen na:
- Selecteer de Film-preset (of Movie, Cinema, Bioscoop). Daarmee heb je al 95% van het werk gedaan.
- Deactiveer alle Dynamisch Contrast, Randverbetering, Ruisonderdrukking, Huidskleur aanpassingen, Zwarttinten. Meestal is dat in de Film-preset al gebeurd.
- Deactiveer eco-modes en de lichtsensor.
- Zet de kleurruimte op ‘Auto’ of Rec709, nooit op ‘Eigen’ of ‘Native’.
- Doe deze oefening in dezelfde verlichtingsomstandigheden waarin je gebruikelijk kijkt. Kalibreer niet bij helder licht, als je meestal bij lichte verduistering kijkt en omgekeerd.
,
Helderheid (Brightness) is samen met 'contrast' een van de termen die echt wel een betere naam verdienen. In tegenstelling tot wat je zou denken heeft 'helderheid' eigenlijk niets te maken met hoe helder je beeld is of hoe wit je wit is. Neen, het bepaalt hoe donker de signaalwaarde voor ‘zwart’ weergegeven wordt. Een veel betere benaming zou dan ook 'zwartwaarde' zijn. Uiteraard willen we dat dit signaal het donkerste zwart is dat de televisie kan weergeven.
Als de helderheid te hoog staat zal je ‘zwart’ eigenlijk donkergrijs zijn. Het resultaat is een vaal beeld dat veel diepte mist. Staat de helderheid te laag dan wordt niet alleen het signaal voor zwart, maar ook dat voor een aantal donkergrijze tinten als puur zwart weergegeven en verlies je dus zwartdetail.
Voor we aan de slag gaan moeten we even door een klein stukje theorie. Onze televisies krijgen een 8 bit-signaal binnen. Signaalwaardes kunnen dus variëren tussen 0 en 255. Het lijkt logisch om te veronderstellen dat zwart wordt weergegeven door 0 en wit door 255. Dat is echter enkel het geval voor computersignalen. Videosignalen, zoals die van televisieuitzendingen, mediaspelers, dvd’s of Blu-rays gebruiken een beperkter bereik, namelijk 16-235. Zwart is gedefinieerd als waarde 16, wit als waarde 235. De informatie onder 16 noemen we ‘zwarter dan zwart’ ('blacker than black’ of btb). De informatie boven 235 is dan ‘witter dan wit’, soms ook wel superwit genoemd ('whiter than white’ of wtw). Op alle normaal beeldmateriaal komen btb en wtw niet voor.
Om helderheid perfect af te stellen gebruiken we een patroon dat alle zwartwaarden van 0 tot 25 weergeeft. Door aan de helderheid te sleutelen moeten we er voor zorgen dat 17 nog net zichtbaar. Indien je tussen twee instellingen twijfelt, kies dan voor de donkerste. Het is beter een minimum aan zwartdetail te verliezen (bijvoorbeeld, de eerste zichtbare lijn is 19) dan dat je je zwart naar donkergrijs degradeert (als bijvoorbeeld de eerste zichtbare lijn 15 is).
,
Net zoals helderheid is contrast een eerder onduidelijke term. Contrast bepaalt hoe helder de signaalwaarde voor wit weergegeven wordt. Witwaarde zou een betere benaming zijn. Vermits de witwaarde gedeeld door de zwartwaarde het contrast weergeeft noemen we de instelling contrast. Ook dat is echter een slechte reden, want contrast wordt immer veel sterker beinvloedt door de zwartwaarde.
Ook hier willen we dat dit signaal het helderste wit weergeeft dat de televisie aankan. Een te laag contrast resulteert in een beperkt dynamisch bereik en maakt het beeld vaal en levensloos, het volledige beeld lijkt dan wat grijs. Een te hoog contrast maakt dat het beeld te veel lichte tinten als puur wit weergeeft waardoor het beeld veel witdetail verliest.
Een ander mogelijk probleem veroorzaakt door een te hoog contrast is tinting. Als een van de kleuren niet hoger kan verandert je wit in een of andere kleurtint. Dat moet uiteraard vermeden worden.
Contrast kalibreren we met behulp van een testpatroon dat alle witwaarden weergeeft tussen 224 en 256. We stellen contrast zo in dat we minstens alle waardes tot 235 nog kunnen zien. In tegenstelling tot helderheid kan het minder kwaad om de waardes boven 235 zichtbaar te laten tenzij je het contrast absoluut wil maximaliseren. Het volledige beeld moet wel vrij blijven van kleurtinten.
,
Scherpte is een instelling waarvoor geen norm bestaat. Je mag met scherpte dus naar eigen inzicht het beeld beinvloeden, alhoewel… Het is wel degelijk mogelijk om beelden te scherp te maken. Daarmee introduceer je dan vals detail. Scherptefilters werken veelal door overgangen van licht naar donker te versterken. Bij extreme instellingen ontstaat er daardoor een witte en zwarte contour rond objecten. Dit doet het beeld scherper lijken, maar introduceert ook onbestaand detail. In sommige gevallen, zoals hieronder, creëert het ook diepte-effect waar dat in werkelijkheid niet thuis hoort. Op sommige beelden kan dit ook moiré-effecten veroorzaken. Wees dus niet te enthousiast met de scherpte-instelling.
Scherpte stel je in op een testbeeld met een aantal harde licht-donker overgangen. Laat de scherpte-instelling zakken tot je geen overduidelijke valse contouren ziet. Klik op het onderstaande beeld voor een grotere versie.
,
Hoezo, beeldformaat? 16:9 is toch correct, en een Blu-ray bevat toch 1.920 x 1.080 pixels, net als mijn televisie? Dus dat kan toch niet mis gaan?
Helaas. Vroeger toen beeldbuizen rond waren, en elektronica nog niet zo geperfectioneerd, stond het beeld niet altijd perfect centraal of op dezelfde plaats. Om te vermijden dat je zwarte randen zag, dekte het kader van de beeldbuis de buitenste rand van het scherm af. Tijdens het filmen hield men daar rekening mee en de buitenste rand van 2,5% of 5% van het beeld mocht afgedekt worden door de kaderrand. Dat concept noemen we ‘overscan’.
Op onze digitale televisies is dat volstrekt overbodig. Elke pixel van het beeld kan perfect aan een pxiel van het scherm toegewezen worden. Toch gebruikt de 16:9-instelling nog steeds ‘overscan’. De buitenste 2,5% van het scherm wordt weggesneden en het beeld wordt terug naar 1.920 x 1.080 gescaled. Die scaling stap kan verstoring veroorzaken in fijn detail.
Kies daarom bij beeldformaat voor de instelling: ‘Volledig Beeld’, Just of Juist, 'Pixel by Pixel' of 'Dot by Dot'. Bij sommige merken zoals Sony is er naast de instelling voor de beeldverhouding zelfs een aparte instelling voor de grootte van het beeld. Klik op het onderstaande beeld voor een grotere versie.
,
Wit is een relatief begrip. Je hebt het ongetwijfeld al meegemaakt: het kleedje van je vriendin dat er in de winkel prima uitzag, blijkt buiten in de zon toch een heel andere kleur te hebben dan je dacht. Dat is volstrekt normaal, want de ‘witte’ belichting in de winkel is volledig anders dan zonlicht en dat beïnvloedt onze kleurwaarneming.
Wit licht is geen universeel gegeven: het ‘witte’ licht van een gloeilamp ziet er heel anders uit dan dat van een typische buislamp en die verschillen allebei van zonlicht. Daarom is het dus noodzakelijk dat we ‘wit’ definiëren.
Het wit van de HDTV-norm wordt gedefiniëerd door D65, een gestandardiseerde, theoretische lichtbron die overeenkomt met daglicht. D65 heeft een kleurtemperatuur van 6504 K (Kelvin, een temperatuureenheid uit de thermodynamica). Hogere kleurtemperaturen hebben een blauwe tint, lagere kleurtemperaturen hebben een oranje/rode tint.
Omdat we lichtblauw meestal met winter en ijs associëren refereren we naar ‘blauwige’ beelden als koel. Dat is dus juist het omgekeerde van wat de pure wetenschap zegt: blauwe tinten zien we immers bij hoge kleurtemperaturen! Hou daar terdege rekening mee: als we spreken van ‘koele’ beelden is de kleurtemperatuur hoog, en als we de beelden als ‘warm’ ervaren is de kleurtemperatuur laag. Niet echt intuïtief, maar het is niet anders.
Op een televisie is de juiste kleurtemperatuur (6504 K) bijna altijd de ‘warmste’ instelling. Kies dus als kleurtemperatuur ‘warm’, ‘warm2’.
,
Vergeet de film-instelling niet te activeren voor al je beeldbronnen en activeer de lichtsensor opnieuw.
Steek je favoriete film in de Blu-ray-speler en genieten maar.