"Wacht tot je me ziet in mijn volgende film", riep Humphrey Bogart tegen het einde van de jaren '40 naar een filmcriticus buiten een New Yorkse nachtclub. "Ik speel de grootste klootzak die je ooit hebt gezien."
En hij hield woord. De acteur, die een Hollywoodgrootheid was geworden als hardgekookte held of tragische minnaar in prenten als Dark Passage, The Big Sleep en Casablanca, zette in John Hustons The Treasure of the Sierra Madre inderdaad een atypische schurftzak neer: een die net als twee medereizigers op zoek is naar een goudschat in de Mexicaanse Sierra Madre-bergen.
Maar de reis gaat niet meteen zoals ze hadden gepland. Huston, die ook het scenario schreef naar een roman van de Duitse schrijver B. Traven, plaatste zijn personages in het soort avontuur dat eerder een test van de reizigers hun karakter is dan een trip van punt A naar B.
Knappe zwart-witfotografie, een plot die het kwaadste in àlle personages naar boven haalt, en een paar protagonisten die een forse brok kosmische gerechtigheid tegen het lijf lopen: het maakte van The Treasure of the Sierra Madre een joekel van een filmklassieker.
Zondag 4 augustus op Eén om 14u00