Van zijn dagen als succesvolle jongeling, met een pront donssnorretje op de bovenlip, tot zijn duistere einde als een totaal vervreemde en verwilderde eenzaat: Martin Scorsese hield zich, hoewel hij het on-screen wijselijk bij de gloriejaren hield, nergens in voor deze biopic over de Amerikaanse multimiljardair Howard Hughes.
In zekere zin was Hughes’ hele leven namelijk één lange trip wiens logica hem naar die twee decennia eenzame opsluiting leidde, eerst in een penthouse in Las Vegas en tot slot in een bungalow achter het Beverly Hills Hotel in Los Angeles. Scorsese moet dat hebben gevoeld, en trok achter de grote daden van de rijkste man ter wereld (de films, de luchtvaartmaatschappij, de beroemde actrices die hij aan zijn lans reeg) ook een extra pennenstreepje dat de man zijn demonen moest uitbeelden, en dat naarmate de film vordert dikker en dikker wordt.
Scorsese had duidelijk evenveel plezier met het accuraat neerzetten van de gekte waarin Hughes zijn gloriejaren meemaakte (de jaren ’60 met name) als met het graven in de duisternis van de man zijn ziel. Hij wordt in dat laatste geholpen door zijn poulain Leonarde DiCaprio, die de titelrol voor zijn rekening neemt. Maar ook de vrouwen in zijn leven (Cate Blanchett als Katharine Hepburn, Kate Beckinsale als Ava Gardner, Gwen Stefani als Jean Harlow) nemen hun rollen als onwetende kwelduivels serieus.
Dinsdag 30 april op BBC 1 om 0u05