Piraterijbestrijders als RIAA en IFPI moeten incasseren waar zij hun doelwitten het liefst raken: de portemonnee. Warner Music verkeert in financieel noodweer en EMI fluistert openlijk over het dichtdraaien van de geldkraan.
Persbureau Reuters bracht woensdag via een goed geïnformeerde bron binnen EMI naar buiten dat het Britse label serieus nadenkt over “substantiële” vermindering van de bijdragen aan brancheorganisaties. De thuisbasis van David Bowie en Tina Turner werd enkele maanden overgenomen door de investeringsmaatschappij Terra Firma en is sindsdien aan een flinke afslankkuur begonnen. De oprichter van de geldschieter, de Britse tycoon Guy Hands, zei vorige maand in een uitgelekte e-mail dat EMI “te traag is geweest met zijn omarming van de digitale revolutie”.
Een ander label dat ook moeite heeft gehad met online muziekverspreiding, Warner Music Group, meldde gisteren in zijn financiële resultaten dat het moeite heeft om het hoofd boven water te houden. In het afgelopen boekjaar behaalde het bedrijf een omzet van 869 miljoen dollar, maar kon het slechts vijf miljoen dollar winst aantekenen. Bij Warner geen openlijke tekenen van verminderde steun aan de brancheorganisaties, maar het label steekt negen miljoen dollar in herstructureringskosten en topman Edgar Bronfman jr. gaf laatst openlijk toe dat de platenindustrie zelf een aandeel heeft gehad in de toename van wereldwijde piraterij.
De International Federation of the Phonographic Industry (IFPI) ziet de bui al hangen en meldt aan Reuters dat het “de nadruk zal leggen op efficiëntie en bezuinigingen”. IFPI, dat meer dan 1.450 kleine platenmaatschappijen vertegenwoordigt, schat dat de ‘Grote Vier’ (Universal, EMI, Warner en Sony BMG) jaarlijks meer dan tachtig miljoen euro steken in zichzelf, RIAA en andere voorvechters.